Geschiedenis

De geschiedenis van Waarde is nauw verbonden met die van Krabbendijke, waarvan de gemeente jarenlang een afdeling vormde. Krabbendijke en daarmee ook Waarde is een gemeente die rechtstreeks verbonden is met de Afscheiding van 1834. Het begin van de geschiedenis van de Afscheiding in Zeeland wordt beheerst door de figuur van ds. H.J. Budding (1819-1870), predikant in het Walcherse Biggekerke. Hij schreef een bidstond uit voor Afgescheidenen die zich moesten verantwoorden voor de Middelburgse rechter. Op 1 april 1836 verliet hij de Nederlandse Hervormde Kerk. Budding wierp zich op als een uitgesproken verdediger van de Psalmen van Datheen, die hij opnieuw invoerde in de eredienst.

De door Budding in Zeeland gestichte gemeenten besloten tot een meer geordend samenleven en kwamen daartoe op 8 februari 1837 in Middelburg in een provinciale vergadering bijeen. Daar werd Budding beroepen als herder en leraar van alle Zeeuwse gemeenten. Dit beroep werd door hem aangenomen. Helaas werden de Afgescheidenen spoedig getroffen door grote onenigheid. Koning Willem I had het mogelijk gemaakt vrijheid aan te vragen en onder een andere naam te vergaderen: Chr. Afgescheiden Gemeente. Dan werd men niet langer vervolgd en beboet op grond van een daarvoor misbruikt artikel uit de wetgeving uit de Franse tijd. Toen enkele Zeeuwse gemeenten vrijheid om te vergaderen aanvroegen en bovendien de Psalmberijming van 1773 weer wilden invoeren, stond het besluit van Budding vast. Met zulke gemeenten en zulke verwerpers van de psalmen van Datheen wilde hij niet langer kerkelijk samenleven. Hij verscheurde de beroepsbrief die hij van alle Zeeuwse gemeenten had ontvangen. In 1844 vertrok hij naar Groningen. Daar diende hij een Chr. Afgescheiden Gemeente die vrijheid had aangevraagd. Bovendien liet hij daar ‘1773’ zingen. Hij leefde tot 1870, maar had geen ingang meer bij de meeste gemeenten die hij gesticht had. Aan het einde van zijn leven dwaalde ds. Budding zelfs t.a.v. de leer van de Drie-eenheid van God. Enkele gemeenten van ds. Budding in Zeeland staan vandaag bekend als de Vrij Evangelische Gemeenten: Bath, Goes, Yerseke en Wemeldinge.

In Krabbendijke kwamen de Afgescheidenen op 24 juli 1836 voor het eerst bijeen in de wagenmakerswerkplaats van Pieter Kasse. Men vroeg ook ds. Budding om voor te gaan. Dat vond plaats op 9 oktober 1836 in het buurtschap Gawege in de grote schuur van de landbouwer Jacobus Weststrate. Vandaag bevindt zich hier het bedrijfsterrein van de uienhandel van de firma Franje. De burgemeester van Waarde – Gawege behoorde grotendeels tot Waarde – maakte proces-verbaal op in verband met de samenkomst op de boerderij van Weststrate. De bijeenkomst kwam ds. Budding en de leden van de kerkenraad op een forse boete te staan. De jonge gemeente belegde vanaf eind 1836 regelmatig diensten op de boerderij van Weststrate en op andere plaatsen. Vanuit Rilland-Bath, Waarde en Yerseke voegden zich kerkgangers bij de gemeente van Krabbendijke. Het was opvallend dat zich in Krabbendijke, evenals in geheel Zeeland, ook veel ‘gegoeden’ bij de Afgescheidenen aansloten, zoals de families Blok, Weststrate en Butijn.

In 1839 brak Budding met de Provinciale Vergadering. Krabbendijke bleef echter achter hem staan en hield onverkort vast aan de psalmen van Datheen en aan het afwijzen van de vrijheidsaanvraag. Men noemde zich de (Oud) Gereformeerde Gemeente om duidelijk te maken, dat men zich onderscheidde van de Chr. Afgescheiden Gemeenten, die wel vrijheid hadden aangevraagd. Toen Budding, die een zwervend leven leidde, naar Groningen was vertrokken, werd zijn plaats door Gods zorgende hand ingenomen door ds. L.G.C. Ledeboer van Benthuizen, die heel veel voor de gemeente van Krabbendijke heeft betekend. Ook hij preekte vaak op de oude hofstede van Jacobus Weststrate te Gawege.

De ontwikkelingen in Krabbendijke en Waarde liepen parallel. In augustus 1836 zegden enkele leden van Waarde per brief het lidmaatschap van de Ned. Hervormde kerk op. Jacobus Blok werd gezien als het hoofd van de Afscheidingsbeweging te Waarde. Deze bemiddelde landbouwer, hij kwam reeds ter sprake, woonde naar alle waarschijnlijkheid in de Valckenissepolder op de boerderij ‘Nieuw-Valckenisse’ onder Waarde aan de Weelweg. Hij voegde zich met de andere afgescheidenen van Waarde bij de gemeente te Krabbendijke. . In de consistorie van de gemeente van Krabbendijke en in die van Waarde, hangt nog steeds een oude foto van het grote herenhuis van de familie Blok en de enorme landbouwschuur, die bij dit bedrijf behoorde. Die schuur was uitermate geschikt voor het houden van kerkdiensten. In de periode tussen 1836 en 1851 preekten hier ds. H.J. Budding, ds. L. G.C. Ledeboer en ds. P. van Dijke. Jacobus Blok diende de gemeente te Krabbendijke als ouderling en was gewoonlijk als afgevaardigde aanwezig op de Algemene Vergaderingen van de Ledeboeriaanse gemeenten.

In 1851 kwam er een einde aan de samenkomsten in de grote schuur van Jacobus Weststrate te Gawege. De gemeente nam toen een eigen kerkgebouw in gebruik in Krabbendijke. Daar bleven de gemeenteleden uit Waarde kerken. Velen moesten de afstand tussen Waarde naar Krabbendijke te voet afleggen. Anderen kwamen met paard en wagen. Vooral in de winter was het voor ouderen en voor jonge kinderen een hele opgave om naar Krabbendijke te lopen. Tussen de diensten bleven velen bij familie of vrienden. Uiteraard was er ook het probleem van het catechiseren. Omstreeks 1900 kreeg men een gelegenheid om te catechiseren in de zogenaamde ‘Hoge kamer’ in een oude woning naast de winkel van De Goffau aan het begin van de Dorpsstraat, die tegenwoordig Raadhuisstraat heet.

Het aantal leden van de Ledeboeriaanse gemeente te Waarde groeide voortdurend. Daaronder waren ook enkele kinderen des Heeren, die een goed reuk van Christus mochten verspreiden. Een daarvan was de bekende Jan Geense, die vele jaren in Waarde heeft gewoond en daar ook als schipper zijn domicilie had. Veel mensen verlangden in het begin van de twintigste eeuw naar een eigen kerkgebouw. De kerkenraad stemde daarmee in, maar stelde als voorwaarde dat Waarde een afdeling van Krabbendijke zou blijven. Het gebouwtje, dat geheel door Krabbendijke was bekostigd, kreeg 150 zitplaatsen en lag aan het begin van de Platte Dijk – nu Havenstraat-Weelweg – achter een watergang die na de ramp van 1953 werd gedicht. Het kerkje stond op de plaats van het huidige kerkgebouw. Het gebouwtje werd eind 1907 in gebruik genomen in een dienst onder leiding van ds. H. Roelofsen te Goes. De diensten werden uiteraard geleid door de kerkenraad van Krabbendijke, die drie maal op een zondag een leesdienst verzorgde. Als voorzanger trad op Gommert van Koeveringe. In noodgevallen, als de preeklezende ouderling uit Krabbendijke er niet was, werd de preek gelezen door de heer L. van Koeveringe, die daartoe door de kerkenraad was aangewezen. Pas in 1923 werd er in de gemeente van Krabbendijke een diaken gekozen uit de leden van Waarde. Dat was J. Pieper, die elk zaterdagmiddag trouw de diaconievergadering te Krabbendijke bezocht. In 1925 werd het kerkje vervangen door een nieuw kerkgebouw, dat 300 zitplaatsen telde.

In 1914 ging de bekende ds. G.H. Kersten, toen predikant te Yerseke, voor het eerst een zondag in Waarde voor. Dat zou niet de laatste keer zijn, want enkele jaren later, in 1917, kwam hij door een erfenis van de zijde van zijn vrouw in het bezit van de kapitale  boerderij ‘Puthoek’ aan de Puthoekseweg. U kunt de boerderij met oprijlaan daar nog aan treffen. Zoveel als zijn tijd hem toeliet vertoefde Ds. Kersten in de loop der jaren op deze boerderij om er wat ontspanning te vinden. Hier overleed hij op 6 september 1948 plotseling aan de gevolgen van een hartkwaal. Hoewel hij geen predikant te Waarde was, ging de kleine gemeente in wording hem zeer ter harte.  Hij moet wel op de hoogte zijn geweest van de wens van een aantal Waardenaren om als zelfstandige gemeente te worden geïnstitueerd. De heer M.J. Goud, die de geschiedenis van onze gemeente beschreef, zegt daarvan: ‘Aanvankelijk werd deze begeerte niet vervuld. Echter mede door de adviezen en voorspraak van ds. G.H. Kersten, willigde de kerkenraad van Krabbendijke tenslotte het verzoek in’. Dat was in het jaar 1933. (Wordt vervolgd)

Op 20 oktober 1933 werd te Waarde een mansledenvergadering gehouden, waarop F. van der Maas bij acclamatie tot ouderling werd gekozen. Hij was afkomstig van Noord-Beveland. Hij vestigde zich op 17 maart 1933 te Waarde en was werkzaam op de boerderij van ds. G.H. Kersten. Door een reumatische aandoening moest hij die werkzaamheden al spoedig nalaten. Hij gaf zich voor het kerkelijke leven. Zijn zes kinderen (de zoons Kees, Willem, Frans, Maris, Nico en zijn dochter Tannetje) werkten op de boerderij. Twee van de zoons van wijlen ouderling F. van der Maas: de heren F van der Maas en N. van der Maas, en hun zuster mevr. T. Overbeeke – van der Maas, mogen op hoge leeftijd nog deel uitmaken van onze gemeente. Tot diaken werden gekozen L. van Koeveringe en M.H.J. Weststrate, de vader van de latere predikant ds. J. C. Weststrate. De instituering vond op 10 november 1933 plaats in een dienst die geleid werd door ds. M. Hofman, de predikant van Krabbendijke en de nieuwe consulent van de jonge gemeente. Hij bediende daarbij het Woord uit Efeze 1:21 “Elkander onderdanig zijnde in de vreze Gods”. Bij de instituering telde de gemeente 135 leden en 140 doopleden. In totaal telde de gemeente dus 275 personen. Door de jaren heen werden verschillende beroepen uitgebracht. Dat gebeurde vaak in combinatie met de gemeente van Rilland-Bath. Het laat zich verstaan dat het eerste beroep van de zelfstandige gemeente werd uitgebracht op ds. G.H. Kersten, die bij acclamatie werd beroepen op een traktement van fl. 4.000,-. Beide gemeenten kwamen overeen, dat ieder de helft van het bedrag zou opbrengen.

In 1939 werd een stuk grond bij het kerkgebouw van 650 vierkante meter aangekocht. Op 11 mei 1940 moest Waarde wegens het oorlogsgeweld worden geëvacueerd. De meeste mensen kwamen terecht in Hoek in Zeeuws-Vlaanderen. In 1948 werd een tweedehands orgel aangeschaft. Bij de ingebruikname van het orgel werd de dienst geleid door ds. G.H. Kersten, terwijl het instrument werd bespeeld door zijn zoon J.W. Kersten, die later predikant zou worden maar toen aanwezig was als orgeladviseur. De komst van het orgel betekende het einde van het instituut van de voorzanger. Vanwege de groei van de gemeente werd er in 1949 een galerij in het kerkgebouw aangebracht. Op zondag 1 februari 1953 werd ook Waarde getroffen door de watersnood. Dat was een grote slag voor de gemeente. Het kerkgebouw stond op een van de laagste plaatsen van het dorp. Bij vloed steeg het water tot aan de galerij. De bevolking moest evacueren en verbleef verschillende maanden elders. Daar ouderling F. van der Maas enkele maanden voor de ramp was overleden, was ouderling C. Goud, de vader van onze huidige ouderling J.M. Goud, als enige ouderling overgebleven. Hij probeerde de verstrooide gemeenteleden te bezoeken. Dat was niet eenvoudig, daar de leden over 72 gemeenten in het land waren verspreid. Na de terugkeer van de gemeente naar Waarde in juni en juli 1953 bleek dat het kerkgebouw ernstig was beschadigd. Er kwam een herstelplan waarbij het kerkgebouw zijn huidige vorm met zijvleugel en toren kreeg. Het gebouw, dat toen 367 plaatsen telde, werd in gebruik genomen op 6 augustus 1954. De burgerlijke gemeente Woerden schonk bij de opening het fraaie herdenkingsraam in glas en lood, dat boven de hoofdingang werd aangebracht en ons herinnert aan de adoptie van Waarde door deze gemeente. In 1976 viel het besluit om een nieuw kerkorgel aan te schaffen. Dit orgel, dat nog steeds de gemeentezang begeleidt, werd gebouwd door de orgelbouwer W.N. de Jongh te Lisse voor de prijs van fl. 130.000, -.

Zestig jaar lang bracht de gemeente tevergeefs het ene beroep na het andere uit. Maar de Heere wilde de gemeente geheel onverdiend gedachtig zijn. Op 23 juni 1993 deed ds. Th. van Stuijvenberg als eerste predikant zijn intrede. In 1994 kon hij een nieuwe pastorie naast de kerk betrekken. Op de gedenksteen naast de voordeur lezen we: ‘De bouw van deze pastorie is tot stand gekomen door de spontane offervaardigheid van de leden van de Gereformeerde Gemeente van Waarde. Haggaï 2:9. Anno Domini 1994’. Slechts een korte tijd mocht ds. Stuijvenberg met grote hartelijkheid en ernst het Evangelie verkondigen. Op 8 juli 1995 nam de Heere hem plotseling tot Zich. De droefheid was groot. Hij werd in Nunspeet begraven. De gemeente werd een jaar later verblijd met de komst van ds. H. Hofman uit Chilliwack (in de Canadese provincie British Columbia). De Heere had hem tijdens een familiebezoek, waarbij hij een weekdienst mocht vervullen, kennelijk op Waarde gewezen. Hij verbond zich aan de gemeente op 28 augustus 1996. Hij mocht met veel toewijding en liefde het zaad van het Evangelie strooien op de akker van de gemeente. Op 1 april 2007 ging hij met emeritaat. Op 29 oktober van dat jaar werd hij afgelost van zijn aardse post om in te gaan in de rust die er overblijft voor het volk van God. Daarna wilde de Heere als een verrassend God ds. M. Golverdingen de weg wijzen van Boskoop naar Waarde. Hij mocht zich aan de gemeente verbinden op 23 april 2008.

Bij de instituering in 1933 telde de gemeente 275 leden en doopleden. Jarenlang was er geen sprake van enige groei van betekenis. In 1990 was het aantal doopleden geklommen tot 365. Dat is een gemiddelde groei met 1,6 lid en dooplid per jaar. Tijdens de bediening van ds. van Stuijvenberg kwam echter het uitbreidingsplan Clausstraat-Prins Willemstraat tot stand. Daar vestigden zich nogal wat gezinnen van de Geref. Gemeenten, die in Waarde een huis zochten en vonden. Zo groeide de gemeente in 1995 met 40 zielen. De groei zette daarna door. Waarde was en is voor velen een aantrekkelijke woongemeente. Alleen in 1999 was er sprake van een verlies van 3 zielen en bedroeg het totale ledenaantal 518. De gemiddelde groei tussen 1990 en 2009 was 18 leden en doopleden per jaar. In 2008 groeide de gemeente met 32 zielen. Op dit moment wordt de gemeente gevormd door ruim 800 doopleden. Er is duidelijk sprake van een jonge gemeente. Wij zijn gewassen in dit land. En het is ons gebed, dat de Heere ons een Rehoboth zou willen bereiden, een door Hem gegeven ruimte voor de Schriftuurlijk-bevindelijke prediking aan ons en aan het komende geslacht.